15 september 2009

Aan de zwervenden

"We vroegen arbeidskrachten, we hebben mensen gekregen." - Max Frisch

Niemand emigreert voor z’n plezier – ziedaar een erg simpele waarheid die velen willen verbergen. Wanneer iemand uit vrije wil zijn land en de zijnen achterlaat, dan noemen we hem geen migrant maar een toerist of een reiziger. Migratie is een gedwongen verplaatsen, het is dwalen op zoek naar betere levensomstandigheden.

Er zijn momenteel 150 miljoen vreemdelingen op deze wereld ten gevolge van oorlogen, staatsgrepen, ecologische rampen, hongersnood of simpelweg de normale werking van de industriële productie (vernietiging van het platteland en de bossen, massa-ontslagen enz.). Al deze factoren vormen een mozaïek van onderdrukking en ellende waarin de gevolgen van de uitbuiting zelf oorzaken van lijden en ontworteling worden in een oneindige spiraal die elk onderscheid tussen ‘geëvacueerden’, ‘migranten’, ‘bannelingen’, ‘asielzoekers’, ‘vluchtelingen’, ‘overlevenden’ hypocriet maakt. Denk maar aan hoe zeer de zogenaamde ecologische noodsituaties (watertekort, verwoestijning, onvruchtbare velden) sociaal zijn: de explosie van een olieraffinaderij samen met de vernietiging van alle lokale automie waarboven ze gebouwd werd, kan soms het lot van een hele bevolking veranderen.

In tegenstelling tot wat de racistische propaganda ons wil doen geloven is de immigratie naar het rijke Noorden slechts 17% van de wereldwijde migratie die op alle continenten plaatsvindt (in Azië en Afrika in het bijzonder). Dit betekent dat er voor elk arm land er nog een armer bestaat vanwaaruit de migranten vluchten. De totale mobilisatie die de economie en de Staten opleggen is een wereldwijd fenomeen, een onverklaarde en grenzeloze burgeroorlog: miljoenen uitgebuitenen dwalen in de hel van het koopwarenparadijs, worden van de ene grens over de andere gesmeten, opgesloten in vluchtelingenkampen omsingeld door het leger en de politie en beheerd door zogenaamde liefdadigheidsorganisaties – medeplichtig aan de tragedies waarvan ze de echte oorzaken niet aanklagen met als enige doel te kunnen profiteren van de gevolgen -, opeengestapeld in ‘wachtzone’s’ van luchthavens of in stadions, opgesloten in kampen die ‘centri di permanenza temporanea’ * genoemd worden en tenslotte opgeruimd en uitgewezen in de meest absolute onverschilligheid. We kunnen stellen dat deze ongewensten onze werkelijkheid vertegenwoordigen en het is ook daarom dat ze ons bang maken. De immigrant maakt ons bang omdat we de weerspiegeling van onze ellende in de zijne zien, omdat we in zijn dwalen onze dagelijkse conditie herkennen: individuen die alsmaar meer vreemd zijn aan deze wereld en aan zichzelf.

De ontworteling is de meest verspreide conditie in de huidige maatschappij en, om het zo te zeggen, zijn ‘centrum’ en niet een bedreiging die afkomstig is uit een mysterieus en angstaanjagend Elders. Slechts door beter naar ons dagelijks leven te kijken kunnen we begrijpen in welke zin de conditie van immigranten ons allen aangaat. Maar we moeten eerst en vooral een centraal concept definiëren: het concept van de illegaal.


De creatie van de illegaal, de creatie van de vijand

"[...] Wie bent U? […] U komt niet van het kasteel, u bent niet van het dorp, u bent niets. En nochtans bent u iets, jammer genoeg, u bent een vreemdeling, iemand die altijd te veel is en altijd in de weg loopt, iemand die veel zorgen veroorzaakt [...] waarvan men de intenties niet kent." F. Kafka

De ‘illegaal’ is eenvoudigweg een immigrant die niet over geldige papieren beschikt. En – uiteraard – niet uit plezier van het risico en de illegaliteit, maar omdat hij in de meerderheid van de gevallen bewijzen moet geven om deze papieren te bekomen die van hem geen migrant dan wel een toerist of een buitenlands student zouden maken. Als deze criteria op iederen toegepast werden, zouden we per miljoen in de zee gekeild worden. Welke Italiaanse werkloze kan bijvoorbeeld de garantie geven van een legaal inkomen? Hoe zouden al die precaire arbeiders van hier het doen die werken via interimkantoren waarvan de contracten niet erkend worden als garanties voor een verblijfsvergunning? Zijn er zoveel Italianen die leven in een appartement van 60 vierkante meter met maximum twee andere personen? Lees de verschillende decreten (van rechts of van links) over immigratie en je zal begrijpen dat de illegalisering van immigranten een nauwgezet project is van de Staten. Waarom?

Een vreemdeling valt makkelijker te chanteren. Door te dreigen met uitwijzing, kan je hem de meest hatelijke arbeids- en levensomstandigheden (precariteit, voortdurende verplaatsingen, barakken om in te slapen enz.) doen aanvaarden. En deze bedreiging bestaat ook voor diegenen die een verblijfvergunning hebben. Zij weten maar al te goed hoe makkelijk het is om de vergunning kwijt te geraken wanneer ze zich niet welwillend gedragen tegenover de baas of de politie. Dankzij de bedreiging van de flikken verkrijgen de bazen gedienstige loonarbeiders, of beter gezegd, echte dwangarbeiders.

Zelfs de meest reactionnaire en xenofobe rechtse partijen weten erg goed dat een hermetische sluiting van de grenzen niet alleen technisch onmogelijk, maar ook onvoordelig is. Volgens de Verenigde Naties zou Italië om het huidige "evenwicht tussen actieve en inactieve bevolking" te bewaren tussen nu en 2025 vijf maal zoveel immigranten per jaar moeten ‘verwelkomen’. De Confindustria suggereert onophoudelijk de quota’s de verdubbelen.

De toewijzing of weigering van de jaarlijkse of seizoensgebonden vergunningen bepalen een precieze sociale hiërarchie onder de armen. Het onderscheid tussen onmiddelijke gedwongen repatriëreing en uitwijzing (het is te zeggen, de verplichting voor de sans-papier zich aan te bieden aan de grens om naar huis gestuurd te worden) laat toe te kiezen – op basis van ethnische criteria, economico-politieke akkoorden met de landen vanwaaruit de immigrant komt en de noden van de arbeidsmarkt – wie er moet geïllegaliseerd worden en wie onmiddellijk verwijderd moet worden. De autoriteiten weten goed genoeg dat niemand zich spontaan aan de grenzen zal gaan aanbieden om zich te laten uitwijzen; en zeker niet diegenen die alles wat ze hadden – en soms zelfs meer – besteed hebben aan de reis. Bedrijfsleiders definiëren de kenmerken van de koopwaar die ze aanschaffen (de immigrant is een koopwaar, net zoals wij allemaal trouwens), de Staat brengt de gegevens samen, de politie voert de bevelen uit.
Het alarm dat de politiekers en de massamedia slagen, de anti-immigratieverklaringen scheppen denkbeeldige Vijanden om de uitgebuiten hier aan te zetten de groeiende sociale spanningen uit te werken op een makkelijke zondebok. Het vijandbeeld wil hen geruststellen door hen het spektakel te doen bewonderen van nog meer precaire armen die nog meer slachtoffer van chantage zijn dan zijzelf. Tenslotte wil het de uitgebuiten van hier leden doen voelen van een spook dat Natie genoemd wordt. Door van niet in orde te zijn met papieren – wat zijzelf creëren – een synoniem te maken van delinquentie en gevaar verantwoorden te Staten een politiecontrole en criminalisering van de sluimerende klasseconflicten. In deze context geschiedde de manipulatie van de consensus na 11 september die samengevat werd in de walgelijke slogan "illegalen=terroristen". Als je de slogan in twee richtingen leest, verenigt die de racistische paranoïa met de vraag naar repressie tegen de binnenlandse vijand (de rebel, de subversieveling).

Van links tot rechts schreeuwen ze over de mensenhandelaars die de reis van de illegalen (door de massamedia beschreven als een invasie, een plaag, de komst van een leger) organiseren terwijl het hun wetten zijn die dat bevorderen. Ze schreeuwen moord en brand over de ‘georganiseerde misdaad’ die de immigranten ongelooflijk uitbuit (wat juist maar slechts een deel van de kwestie is) terwijl het zijzelf zijn die hen de wanhopige grondstof leveren die tot alles bereid is. Staat en maffia zijn in hun historische symbiose verenigd volgens hetzelfde liberale principe: zaken zijn zaken.

Het racisme, instrument van economische en politieke eisen, slaagt erin zich te verspreiden in een context van veralgemeende massificatie en isolatie waar de onveiligheid angsten creëert die handig manipuleerbaar zijn. Het dient niet tot veel om het racisme op een morele of culturele manier te veroordelen aangezien het geen menig of ‘argument’ is maar psychologische ellende, een ‘emotionele pest’. De uitleg voor haar uitbreiding moet gezocht worden in de huidige sociale omstandigheden, net zoals de krachten om het te bestrijden.

Welkom in het concentratiekamp

De Centri di Permanenza Temporanea voor immigranten in afwachting van hun uitwijzing – die in 1998 door de linkse regering met de wet Turco-Napolitano in Italië ingevoerd werden – omschrijven als concentratiekampen is geen retoriek zoals velen die deze uitdrukking bezigen eigenlijk denken. Het gaat daarentegen om een strikte definitie. De nazikampen waren concentratiekampen waar individuen opgesloten werden die door de politie beschouwd werden als gevaarlijk voor de veiligheid van de Staat, zelfs wanneer er geen juridisch strafbare feiten gepleegd waren. Deze preventieve maatregel – die omschreven werd als ‘opsluiting ter bescherming’ – bestond erin bepaalde burgers alle politieke en burgerrechten te ontnemen. Of het nu om vluchtelingen, joden, zigeuners, homoseksuelen of subversievelingen draaide, het was de taak van de politie om na maanden of jaren te beslissen over hun lot. De kampen waren dus geen gevangenissen waar je een straf uitzat omwille van een misdaad en al evenmin een uitbreiding van de strafwet. Het ging om kampen waarin de norm de uitzondering vestigde; het is te zeggen, een legale uitzondering op de legaliteit. Een kamp wordt dus niet bepaald door het aantal opgeslotenen of moordenaars (tussen 1935 en 1937, voor de deportatie van de joden, waren er 7500 opgeslotenen in Duitsland), maar door haar politiek en juridisch karakter.
Onafhankelijk van eventuele misdaden, zonder enige strafprocedure, belanden de immigranten vandaag in de centra: hun opsluiting is een simpele politiemaatregel die beslist wordt door de questore [hoge politiecommissaris, nvdv.]. Net zoals in 1940 onder het Vichy-regime toen de prefecten individuen die "gevaarlijk waren voor de nationale verdediging en de openbare veiligheid" of "vreemdelingen die overtollig waren in verhouding tot de nationale economie" konden opsluiten. Herinner je ook de administratieve aanhouding in Frans Algerije, in het Zuid-Afrika van de Apartheid of de huidige getto’s voor Palestijnen gecreëerd door de Staat Israël.
Het is geen toeval dat de goede democraten in verband met de walgelijke omstandigheden in de centra voor immigraten niet oproepen tot het respecteren van één of andere wet, maar tot het respecteren van de mensenrechten – de laatste kans voor vrouwen en mannen die niets anders meer over hebben dan hun toebehoren tot de menselijke soort. Ze kunnen niet geïntegreerd worden als burges dus doet men maar alsof hen te integreren als mensen. De abstracte gelijkheid der principes verhult overal de reële ongelijkheden.

Een nieuwe ontworteling

"De immigranten die voor de eerste keer aankwamen in Battery Park hadden niet veel tijd nodig om te beseffen dat wat men hen had verteld over het wonderlijke Amerika niet helemaal juist was: de aarde behoorde misschien wel aan iedereen toe, maar diegenen die als eersten gekomen waren hadden er zich al rijkelijk van bediend. Er bleef hen niets anders over dan zich per tien op te stapelen in de raamloze krotten van Lower East Side en vijftien uur per dag te werken. De kalkoenen vielen niet reeds gebraden in je bord en de straten van New York waren niet met goud geplaveid. Feitelijk waren ze vaak helemaal niet geplaveid. En ze begrepen dat het net om de straten te plaveien was dat ze hen hadden doen komen. En om tunnels en kanalen te graven, straten aan te leggen, bruggen en grote dijken te bouwen, spoorwegen te trekken, bossen te rooien, mijnen te delven en groeves leeg te halen, auto’s en sigaren, karabijenen en kledij, schoenen en chewing gums, corned-beef en zeep te fabriceren en wolkenkrabbers te bouwen die nog hoger waren dat de gebouwen die ze ontdekt hadden toen ze aangekomen waren." - Georges Perec

Als we enkele stappen achteruit gaan wordt het duidelijk dat de ontworteling een essentieel moment is in de ontwikkeling van de statelijke en kapitalistische overheersing. Aan het begin van deze overheersing ontrukte de industriële productie de uitgebuiten aan het platteland en de dorpen om hen in de steden te concentreren. De oude vermogens van boeren en ambachtslui werden zo vervangen door de dwangmatige en repetitieve activiteit van de fabriek – een activiteit die, gezien haar instrumenten en doeleinden, onmogelijk gecontroleerd kan worden door de nieuwe proletariërs. De oudste zonen van de industrialisering hebben dus op hetzelfde moment zowel hun voormalige woonplaatsen verloren als hun vroegere kennis die hen toeliet om op een autonome manier in een aanzienlijk deel van hun overlevingsmiddelen te voorzien. Het kapitalisme heeft door aan miljoenen vrouwen en mannen dezelfde levensomstandigheden op te leggen (zelfde plaatsen, zelfde problemen, zelfde kennis) de strijden verenigt, heeft hen nieuwe broeders doen ontmoeten om te strijden tegen dit onverdraaglijke leven. De 20ste eeuw was het toppunt van deze statelijke concentratie van de productie – waarvan de kenmerken de fabriekswijk en de concentratiekampen waren – en ook het toppunt van de meest radicale sociale strijden voor haar vernietiging.

Dankzij de technologische vooruitgang van de laatste twintig jaar heeft het kapitaal de oude fabriek vervangen door nieuwe productiecentra die kleiner zijn en verspreid worden over het grondgebied. Zo valt het sociale weefsel uit elkaar waarin de strijden gegroeid waren en in die zin betekent de technologische vooruitgang een nieuwe ontworteling.

Maar dat is niet alles. De technologische herstructurering heeft ook de uitwisselingen versneld et vergemakkelijkt waardoor de hele wereld geopend werd voor de meest wrede concurrentie. De economieën en levenswijzes van bepaalde landen werden volledig geruïneerd. In Afrika, in Azië, in Latijns-Amerika hebben de sluitingen van vele fabrieken en massale ontslagen in een sociale context die verwoest werd door het kolonialisme en de deportatie van dorpsbewoners naar de sloppenwijken, van de kampen naar de productiebanden, een massa armen voortgebracht die overbodig zijn geworden voor hun bazen, ongewenste kinderen van het kapitalisme. Als je daaraan de ineenstorting van de zogenaamde communistische landen en de chantage met schulden die georganiseerd wordt door het Internationaal Muntfonds en de Wereldbank aan toevoegt, krijg je een redelijk precieze kaart van de migraties en de ethnische en religieuze oorlogen. Wat vandaag ‘flexibiliteit’ en ‘precariteit’ genoemd worden zijn de gevolgen van dat alles: een volgende stap in de richting van onderwerping aan de machines, een verhoging van de competitie, een verergering van de materiële omstandighed (contracten, gezondheid, enz.). We kennen de reden ervan reeds: het kapitalisme heeft de ‘gemeenschappen’ dat het zelf geschapen had ontmanteld. Het zou in ieder geval onvolledig zijn om de precariteit alleen maar in economische zin te begrijpen, als de afwezigheid van een vaste arbeidsplaats en de trots op het eigen beroep. De precariteit is isolatie in de massificatie, het is te zeggen, een fanatiek conformisme zonder gemeenschappelijke ruimtes. In de beangstigende leegte van betekenissen en perspectieven komt de onbevredigde nood aan gemeenschap terug, gemystificeerd, onder de vorm van de oude nationalistische, ethnische of religieuze tegenstellingen, een tragische hervoorstelling van een collectieve identiteit daar waar alle reële wederzijdsheid tussen individuen vergaan is. En het is net is deze leegte dat het integristische discours zich nestelt, de valse belofte van een gemeenschap die zich gerehabiliteerd heeft.

Burgeroorlog

Dit alles leidt ons meer en meer naar een scenario van permanente burgeroorlog, zonder onderscheid tussen ‘vredestijd’ en ‘oorlogtijd’. De oorlog wordt niet meer verklaard – zoals de militaire interventie in de Balkanlanden aangetoond heeft – maar simpelweg beheerd om de Wereldorde te vrijwaren. Dit conflict zonder wapenstilstand raakt heel de maatschappij en de individuen zelf. De gemeenschappelijke ruimtes voor discussie en strijd worden vervangen door de koopwaarmodellen: de armen voeren oorlog tegen elkaar voor een sweater of een modieus petje. De individuen voelen zich alsmaar meer onbeduidend et dus bereid om zich op te offeren voor de eerste de beste nationalistische chef of voor een stukje vlag. Dag na dag worden ze mishandeld door de Staat, maar ziedaar, ze verdedigen gedreven één of ander Padania (verlaten en vervuild met overal fabrieken en winkelcentra – is dat dan de benijdenswaardige "aarde der voorvaderen"?). Ze hangen vast aan die luchtspiegeling van eigendom die ze nog overhebben en hebben angst te tonen hoe ze eigenlijk zijn: inwisselbare stukken van een Megamachine die kalmeringsmiddelen nodig hebben om het eind van de dag te halen, alsmaar jaloerser op eender wie die er slechts een beetje gelukkiger uitziet dan zijzelf. Alsmaar meer brutale en onverwachte neigingen beantwoorden aan een alsmaar koudere, meer abstracte en berekende rationaliteit. Wat beter dan iemand met een andere huidskleur of van een ander religie om je rancune op uit te werken? Zoals een Mozambikaan zei, "de mensen hebben de oorlog in zichzelf opgenomen." Bepaalde externe omstandigheden volstaan om alles te doen ontploffen zoals in Bosnië. En deze omstandigheden worden ons met zorg toegediend. Tegenover het kapitalistische universalisme komt doorheen een tragisch spiegelspel het ethnische particularisme te staan. Onder de institutionele orde met haar alsmaar meer anonieme en bewaakte ruimtes wordt de implosie van de menselijke verhoudingen voorbereid. Je zou zeggen: hetzelfde drijfzand waaruit in de jaren dertig de totalitaire mens opgestaan is.

Twee mogelijke uitwegen

Waarom hebben we tot nu toe gepraat over immigratie en racisme hoewel we niet direct betrokken zijn bij het probleem van het zwerven en de uitwijzingen? Het kapitalisme brengt onze levens alsmaar dichter bij de precariteit en de onmogelijkheid om te beslissen over ons heden en onze toekomst: daarom voelen we ons, in de feiten, broeders met de uitgebuiten die aankomen op de kusten van dit land.

Tegenover het gevoel van armoe die miljoenen individuen ervaren door het koopwarenimperialisme dat hen allen verplicht dezelfde levensloze droom te dromen is geen enkele oproep tot dialoog en democratische integratie mogelijk. Wat de democratische antiracisten ook mogen beweren, het is te laat voor lessen in burgerzin. Wanneer overal – van de sloppenwijken van Caracas tot de banlieues van Parijs, van de Palestijnse gebieden tot de centra en stadions waarin illegalen worden opgesloten – kampen uit de grond schieten waaraan men de ellende toewijst; wanneer de staat van uitzondering – het is te zeggen, de juridische opschorting van alle rechten – de norm wordt; wanneer men letterlijk miljoenen menselijke wezens laat rotten in de reservaten van het kapitalistische paradijs; wanneer men hele wijken militariseert en afzet (Genua, zegt jullie dat iets?) dan is spreken over integratie een grote grap. Er zijn maar twee uitwegen voor deze condities van wanhoop en angst, voro deze planetaire burgeroorlog: de broedermoordpartij (religieus of per clan in al haar mogelijke varianten) of de sociale storm van de klassenoorlog.

Het racisme is de graftombe van alle strijden van uitgebuiten tegen de uitbuiters, het is de laatste kaart – de smerigste – die gespeeld wordt door diegenen die zouden willen dat we elkaar afslachten. Het racisme kan pas verdwijnen in momenten van gemeenschappelijke strijd, wanneer we onze echte vijanden herkennen – de uitbuiters en hun ondergeschikten – en wanneer we onszelf herkennen als uitgebuiten die dat niet meer willen zijn. Het sociale conflict van de jaren zestig en zeventig in Italië – wanneer de jonge geïmmigreerde arbeiders uit het zuiden die van het noorden ontmoet hebben op het terrein van de sabotage, de wilde staking en de totale trouweloosheid tegenover de bazen – heeft het bewezen. De verdwijning van de revolutionaire strijden na de jaren zeventig (van Nicaragua tot Italië, van Portugal tot Duitsland, van Polen tot Iran) heeft de basis voor een concrete solidariteit tussen de onteigenden van de Aarde verzwakt. We kunnen deze solidariteit slechts heroveren in de revolte en niet met de onmachtige discours van de nieuwe derdewereldactivisten en de democratische antiracisten.
Dus, ofwel de slachting onder clans en religies ofwel de klassenoorlog. En alleen doorheen die klassenoorlog zullen we een schijntje kunnen opvangen van een wereld vrij van Staat en geld, waar we geen enkele toelating zullen moeten hebben om te leven en te reizen.

Een machine die kan gebroken worden

In de jaren tachtig zei een slogan: "Vandaag is het niet zozeer het gedreun van de laarzen waarvoor we bang moeten zijn dan wel voor de stilte van de pantoffels." Vandaag zijn zowel de laarzen als de pantoffels terug. Met een taal van heilige oorlog (de troepen van de orde, het "leger van het goede" dat de burgers beschermt tegen de immigraten, het "leger van de kwaad" zoals de voorzitter van de Raad van State onlangs zei) organiseert de Staat dagelijks razzia’s tegeb immigranten. Hun huizen worden verwoest, de illegalen worden opgepakt in de straat en gedeporteerd, opgesloten en uitgewezen in de meest absolute onverschilligheid. In vele steden zijn de nieuwe detentiecentra reeds in aanbouw. De wet Bossi-Fini, waardig opvolger van Turco-Napolitano, wil de verblijfsvergunningen beperken tot de exacte duur van het arbeidscontract, alle immigranten in kaart brengen, niet over geen geldige documenten tot misdaad maken en de deportatiemachine versterken.

Het democratische mechanisme van burgerschap en rechten – hoe uitgebreid ook – zal altijd het bestaan van uitgeslotenen veronderstellen. De deportaties van immigranten bekritiseren en proberen verhinderen betekent met daden zowel het racisme als het nationalisme bekritiseren; het betekent een gemeenschappelijke ruimte van revolte zoeken tegen de kapitalistische ontworteling die ons allemaal raakt; het betekent stokken in de wielen steken van een al even belangrijk als hatelijk repressief mechanisme; het betekent de stilte en de onverschilligheid van beschaafden die erop staan te kijken breken; het betekent tenslotte ook discussiëren over het concept zelf van de wet in naam van het principe "wij zijn allen illegalen". Het gaat kortom om een aanval op één van de pilaren van de statelijke en klassemaatschappij: de competitie onder armen, de verschuiving die vandaag alsmaar dreigender wordt, van de sociale oorlog naar een ethnische of religieuze oorlog.

De deportatiemachine heeft om te kunnen functioneren nood aan de participatie van vele publieke en private structuren (van het Rode Kruis dat de kampen mee beheert tot de bedrijven die diensten leveren, van de luchtvaartmaatschappijen die illegalen deporteren tot de luchthavens die wachtzone’s oprichten en de zogenaamde liefdadigheidsorganisaties die collaboreren met de politie). Al deze verantwoordelijkheden zijn zichtbaar en aanvalbaar. Van acties tegen de gesloten centra (zoals enkele jaren geleden gebeurde in België en enkele maanden geleden in Australië, waar betogingen eindigden met de bevrijding van een aantal illegalen) tot acties tegen de "wachtzone’s" (zoals in Frankrijk tegen de hotelketen Ibis die kamers inricht voor de politie) of om de vluchten van de schande te verhinderen (in Frankfurt stelde een sabotage van de glasvezelkabels enkele jaren geleden alle computers van een luchthavens gedurende enkele dagen buiten gebruik): er zijn vele acties die een beweging tegen deportaties kan verwezenlijken.

Vandaag meer dan ooit is het in de straat dat de klassesolidariteit moet heropgebouwd worden. In de medeplichtigheid tegen de razzia’s van de politie; in de strijd tegen de militaire bezetting van de wijken; in de koppige weigering van elke scheiding die de bazen ons willen opleggen (Italianen en buitenlanders, reguliere immigranten en illegalen); in de wetenschap dat elke belediging tegen een onteigende van de Aardee een belediging tegen allen is – alleen zo zullen de uitgebuiten van duizend landen elkaar eindelijk kunnen herkennen.


Vertaald uit het Italiaans: Agli erranti, éénmalig nummer uitgebracht in juni 2002 door Stranieri Ovunque, Turijn.